Een casestudy – correctie – gevalstudie: Het nieuwe taaldecreet en de opleidingen aan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen.
Dat het hoger-onderwijslandschap heel erg dynamisch is hoeft ondertussen geen betoog meer. De laatste tien jaar heeft het hoger onderwijs in Vlaanderen evenveel hervormingen doorgemaakt dan in de vijftig jaar voordien.
Van enkel examens in juni (en eventueel in september), naar een semestersysteem (met ook examens in januari). Van een vijfjarige opleiding tot Bio-ingenieur (met daarvan twee kandidaatsjaren en drie ingenieursjaren) naar een driejarige bacheloropleiding waar een tweejarige masteropleiding op aansluit. Van een jaar-systeem (slagen voor het hele jaar om naar het volgende jaar te kunnen gaan), naar een credit-systeem in een diplomaruimte. Van een duidelijk afgelijnd hoger onderwijslandschap met universiteiten en hogescholen naar een erg complex systeem van associaties, clusters en ingekantelde opleidingen. Deze – soms erg ingrijpende en fundamentele – hervormingen zijn het gevolg van belangrijke wijzigingen in het beleid, zowel op het laagste niveau (opleiding, Faculteit), op instellingsniveau (KU Leuven) en op het hoogste niveau (Vlaams parlement).
De meeste recente aanpassing op het hoogste beleidsniveau inzake hoger onderwijs, kan ook voor onze Faculteit veel betekenen: de wetgever heeft namelijk de taalregels voor universitaire opleidingen aangepast.
De belangrijkste regel in het decreet stelt dat in het (model)traject dat een student in een Nederlandstalige masteropleiding kan volgen maximaal de helft van de opgenomen studiepunten in een andere taal mogen zijn. Met andere woorden, van de 120 studiepunten die een student aflegt om een masterdiploma te behalen, mogen er maximaal 60 in een andere taal, bijvoorbeeld het Engels, zijn. Ongeacht of het hier om major-, minor- of keuzevakken gaat. De regels zijn niet van toepassing voor delen van een programma die buiten Vlaanderen worden aangeboden (bv. de vakken die in Chili of Zuid-Afrika worden aangeboden voor Production Forestry of Aquacultuur). Ook de masterproef (30 studiepunten) in een Nederlandstalige opleiding wordt beschouwd als een Nederlandstalig vak (ongeacht de taal van het manuscript en van de verdediging).
Elke bio-ingenieursopleiding is op één of andere manier wel “internationaal” gericht. Dat is opgenomen in de leerdoelen van de opleiding. De tijd dat bijvoorbeeld landbouwkunde enkel nog ging over de lokale primaire productie is al lang voorbij. De op dit moment (en op lange termijn) ernstige uitdagingen rond het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en voedsel voor tien miljard mensen (om er twee op te noemen) zijn vraagstukken die men oplost door zijn kritische blik globaal
te richten. Waar er vroeger al eens een buitenlands gastdocent een college kwam geven, kan men nu meerdere buitenlandse professoren (die tot het vaste docentencorps van de Faculteit behoren) tegenkomen. De meeste bedrijven en organisaties waar de bio-ingenieurs die hier opgeleid worden aan de slag gaan draaien goed mee in een steeds verder globaliserende economie. Het hoogstaand onderzoek van de onze Departementen wordt per definitie op een breed internationaal forum geplaatst, getoetst en gevaloriseerd. Masterproeven in het buitenland, uitwisselingsprogramma’s (b.v. Erasmus), buitenlandse stages en internationale studentenmobiliteit (zowel “inkomend” als “uitgaand”) worden gepromoot en aan de Faculteit wordt veel geïnvesteerd in internationalisering. Dat hierdoor veel vakken in (voornamelijk) het Engels gedoceerd worden is dan logisch.
Door dit decreet zal de Faculteit zijn programma’s moeten aanpassen. Er zijn een reeks programma’s waar een groot aantal Engelstalige vakken worden aangeboden, dit omwille van het internationaal karakter van de opleiding of rationalisatie-argumenten (als het vak al ergens in een andere – Engelstalige – opleiding bestaat, waarom het dan twee keer aanbieden). Bovendien krijgt de student een relatief grote vrijheid in het samenstellen van zijn/haar programma: een kwart van de opleiding, nl. de minor (ongeveer twintig studiepunten) en de keuzevakken (ongeveer tien studiepunten), kiest hij/zij zelf. Op dit moment kan het dat een student Landbouwkunde, die de major “Bio-economie en beleid” volgt, een minor “Earth Observation” kiest, dit pakket aanvult met twee Engelstalige keuzevakken, een traject volgt met meer dan 60 studiepunten in het Engels. En dat is niet helemaal conform het nieuwe decreet.
De meest pragmatische oplossing voor dit probleem zou kunnen zijn om alle masteropleidingen tout court in het Engels aan te bieden en er dus een volledig Engelstalige opleiding van te maken. Maar voor het oprichten van een – exclusief – anderstalige opleiding bestaan er ook weer (taal)regels: de belangrijkste daarvan zegt dat voor elke niet-Nederlandstalige taalopleiding er een Nederlandstalig equivalent (een “taalvariant” heet dat dan) moet zijn. Een Vlaamse student moet kunnen kiezen in welke taal hij zijn/haar masterdiploma behaalt (een Waals student wordt dan weer als “buitenlander” beschouwd en moet via het International Office een specifieke toelatingsprocedure volgen).
Een taalvariant maken voor elke nieuwe Engelstalige opleiding klinkt aantrekkelijk, ware het niet dat er ook hier nog andere regels en afspraken spelen die roet in het eten kunnen gooien. Het tijdelijk embargo op het oprichten van nieuwe opleidingen mag dan recent wel zijn opgeheven, men kijkt – in functie van wat de overheden “rationalisatie” noemen – nog steeds streng toe of het inrichten van een nieuwe opleiding (en een taalvariant is er zo één), wel zinvol is. Bovendien is het aantal taalvarianten die ingericht mogen worden niet oneindig en moet dit min of meer billijk gespreid worden over alle groepen van de KU Leuven. Het is op dit moment nog niet duidelijk of de al bestaande taalvarianten mee worden geteld bij dit rekensommetje, maar als dit wel het geval is, dan wordt het scenario dat er toch geen taalvarianten mogen bijkomen aan deze Faculteit wel waarschijnlijker.
Rationalisatie-gewijs blijft het ook vreemd: waar in de laatste jaren veel programmahervormingen juist als doel hadden het reduceren van het aantal vakken, opleidingen en keuzemogelijkheden, lijkt het terecht onlogisch om plots een reeks nieuwe opleidingen in te voeren.
De slotsom is duidelijk: door het nieuwe taaldecreet zal de Faculteit allicht in zijn programma’s bepaalde Engelstalige vakken moeten vervangen door Nederlandstalige, zullen er bepaalde rationalisatie-acties niet kunnen plaatsvinden en zal er een extra controle moeten komen op het variabel stuk (minor, keuzevakken) van de opleiding van een student – met mogelijk een inperking van de keuzevrijheid als gevolg. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de reacties van docenten, onderwijskundigen en studenten over dit nieuwe decreet niet unaniem positief zijn.
Dit artikel kon U ook lezen in de recentste editie van het tijdschrift Bio-ingenieus.